The last encore
De breuk met EMI bleek definitief.
Manager Frits H. was een complete guerilla-oorlog begonnen tegen iedereen die ook maar iets met deze platenmaatschappij te maken had. Hùn incompetentie was er immers de oorzaak van dat Kayak nog steeds niet wereldberoemd was, en daar zouden ze voor boeten. Onze vroegere manager kennende, is dat ongetwijfeld gepaard gegaan met verdachtmakingen, bedreigingen en nachtelijke telefonades.
Aanval is de beste verdediging.
De toestand escaleerde dusdanig dat toenmalig EMI-directeur Roel Kruize maar één ding kon doen: zijn personeel in bescherming nemen en Kayak voor de keus stellen: verder met EMI of met Frits….
Niet lang daarna opende Frits de onderhandelingen met Phonogram. Kayak bleek meer in trek dan onze verkoopcijfers rechtvaardigden, en er werden zelfs forse bedragen neergeteld om Kayak binnen te halen. Ik kan niet anders zeggen dan dat Frits dit briljant uitgespeeld heeft.
Door onze transfer werden we direct met een probleem geconfronteerd:
Producer Gerrit-Jan Leenders werkte in vaste dienst bij EMI en kon ons nieuwe album daarom -helaas- niet produceren. We zochten dus een producer, en achtereenvolgens werd Carl Wilson (Beach Boys) en Eric Stewart (10CC) gevraagd om dit “talentvolle bandje uit Nederland” te produceren. Stewart heeft geloof ik niet eens de moeite genomen om te antwoorden, terwijl we van Carl Wilson’s secretaresse van de chauffeur van de kapper van de neef van zijn overbuurman een briefje ontvingen dat de heer Wilson helaas geen tijd had.
Nou, dan doen we het zelf wel!
Om onbegrijpelijke reden ging Phonogram hiermee akkoord. Maar ondanks onze onervarenheid, hadden we er geen probleem mee onze kersverse maatschappij te laten weten dat we niet zo dol waren op hun studio (wel lekker dichtbij, namelijk in Hilversum), en dat we liever zelf ergens een andere studio wilden uitzoeken.
Dat mocht. (nu ik dit teruglees kan ik het allemaal nauwelijks geloven…. waar haalden we de moed vandaan…)
Iedereen zal begrijpen, dat zo’n studio zich niet per se in Nederland hoefde te bevinden. Dus tuften Ton en ik kort daarop door Brussel, op weg naar de Morgan Studio, waar we goeie dingen over gehoord hadden. Daar aangekomen raakten we voldoende onder de indruk van de studio en technicus Alan Ward dat het Kayak-circus een paar maanden daarna vrolijk neerstreek in Brussel. We moesten uiteraard ergens wonen, en Phonogram bleek zo vriendelijk ons een maandje te willen huisvesten in een tamelijk chique hotel in de buurt van de studio. Voor de band waren een stuk of vier appartementen gereserveerd.
Het was wel enorm wennen, in een “vreemde” studio, zonder producer. Ineens ben je zelf verantwoordelijk voor alles, dus ook het budget. Maar met name dat onderdeel van het producerschap was nog niet geheel tot ons doorgedrongen, zoals Phonogram spoedig zou merken.
We vonden het de normaalste zaak van de wereld om vier, vijf uur te blijven sleutelen aan het geluid van -bijvoorbeeld- mijn snaredrum, voor het luttele bedrag van fl.260.- per uur. Sommige nummers waren nog niet eens geschreven, laat staan gerepeteerd. (“Still my heart cries for you” bestond uit slechts een paar losse ideeën, die ter plekke werden samengesmeed.)
Er werd een aantal keren gebruik gemaakt van een orkest, maar zeker niet op de meest efficiente wijze.
In het algemeen kun je stellen dat we met volle teugen genoten van onze creatieve vrijheid en er lustig op los experimenteerden. Wat we in ons hoofd hadden, moest gebeuren, en ‘t liefst wel nu meteen!
We hadden nog geluk dat technicus Alan Ward goed kon omgaan met dit ietwat stuurloze schip (nou ja, laten we het erop houden dat de twee kapiteins wat onervaren waren). Doorgewinterd en de rust zelve had hij zichtbaar plezier in onze experimentele aspiraties en hij heeft ons er technisch gezien goed doorheen geholpen.
Van tevoren was al besproken dat het ruige geluid van “Royal Bed Bouncer” alweer tot het verleden behoorde en dat we het wederom zouden gaan zoeken in de “cleanere” benadering van “Kayak 2”, maar hoe we dat precies moesten aanpakken?
Het lag in de bedoeling dat we na een maand intensief werken in die dure studio in Brussel onze platenmaatschappij zouden verblijden met een geweldig, nieuw, kant-en-klaar album. Ehh, ja…. Jahaa……, dat was inderdaad het streven.
“Nou ja, een tape met twaalf aardige ideetjes ook goed? Je kunt toch wel horen dat het erg mooi wordt, hè? De nummers moeten nog wel een beetje afgemaakt worden, ja. Nog een maandje of zo, nee, dat moet wel lukken”.
De Morgan Studio was natuurlijk niet op afroep een hele maand beschikbaar, dus het heeft nog een week of zes geduurd alvorens we verder konden met deze excercitie.
Toen we weer in Brussel -zelfde hotel- terug waren, was het inmiddels hartje zomer. Het was 1976, en wie oud genoeg is zal zich ongetwijfeld herinneren dat die zomer één van de heetste van de hele eeuw was, en Brussel de warmste stad in Europa. Temperaturen boven 35 graden celsius waren meer regel dan uitzondering. De invloed van de hitte op onze werklust was desastreus, lamlendigheid troef, het schoot niet op. Bovendien zaten er dagen tussen dat we niet konden werken, simpelweg omdat de studio verhuurd was aan iemand anders. Die “loze” dagen waren werkelijk niet om door te komen, bloedheet en geen donder te doen. Zelfs een brave band als Kayak kreeg last van van baldadigheid, zoals de hoteldirecteur heeft mogen constateren toen er en passant wat huisraad sneuvelde.
Werken in Brussel had zeker ook z’n voordelen: waar je in het door regeltjes geteisterde Nederland al blij mocht zijn als er na negen uur ‘s avonds nog een snackbar open was, bleek het in Brussel geen enkel probleem om rond drie uur ‘s ochtends een complete gastronomische maaltijd te genieten. Het wilde weleens gebeuren dat we tot een uur of twee hadden doorgewerkt, en tja, dan had je honger! Ons hotel had geen keuken. Het was wel mogelijk om kaviaar te bestellen voor bij de champagne, maar als je dat niet wilde was de keus beperkt tot borrelnootjes of blokjes kaas.
Dan maar nachtelijk Brussel in.
Al met al leidde het ertoe dat zelfs Phonogram genoeg had van het wachten en zeker wilde weten dat zijn geld niet in een bodemloze put aan het verdwijnen was.