Filmmuziek.
In totaal heb ik slechts voor twee films de muziek gemaakt, “ Doctor Vlimmen” (1977) en “Kort Amerikaans” (1979), beide voor dezelfde regisseur, Guido Pieters.
Doctor Vlimmen.
Mijn dienstverband met EMI was slechts een paar maanden oud, toen ik begin 1977 bij een vergadering werd geroepen die mijn toenmalige baas (Gerrit-Jan Leenders) had met een aantal vertegenwoordigers van filmbedrijf Cinecentrum. Zij waren bezig met een nieuwe film, en vroegen of EMI bereid was de muziek van deze film op plaat uit te brengen. Logische vraag van EMI: “wie is de componist?” Het bleek dat die nog niet bekend was, omdat regisseur Guido Pieters “eens wat anders wilde” dan de toen gebruikelijke componisten als Rogier van Otterloo of Ruud Bos.
Gerrit-Jan, die wist dat ik dolgraag ooit filmmuziek wilde schrijven, zag mijn kans schoon. Hij vertelde ze dat er “binnen EMI een jongen werkt die dat heel goed zou kunnen”.
Ik werd, nietsvermoedend, binnengeroepen. Omdat ik natuurlijk niets aan ze kon laten horen, namen de Cinecentrum-heren aanvankelijk een nogal sceptische houding aan, maar waren bereid me ongeveer een week de tijd te geven met “iets” te komen. Die dag ging ik naar huis met een filmscript in mijn koffertje. Dezelfde avond nog schreef ik een thema, dat sterk aan Kayak deed denken, en waar Gerrit-Jan de volgende dag nogal enthousiast op reageerde. “Dit had ik gedacht als titel-thema”, zei ik tegen hem. Hij was het met me eens. Die week schreef ik nog drie stukjes, en een paar dagen later nam ik ze alle vier in demo-vorm op, waarbij ik alle instrumenten zelf speelde.
Nadat ik de demo-band had laten horen aan Cinecentrum (en deze keer was de regisseur zelf ook aanwezig) bleef het aanvankelijk even stil. “Ja, wel mooi, maar niet helemaal de bedoeling”, zo werd mij gezegd. “We willen graag echte violen en blazers”, verduidelijkte iemand anders.
“Maar dat kan altijd nog, dit is een demo, die instrumenten kan ik natuurlijk niet allemaal zelf spelen”, verweerde ik me. Dat hielp.
Na enig onderling overleg spraken de orakels: hoewel deze muziek niet in de bedoeling lag, waren ze blij verrast met mijn snelle actie, zodat ik het voordeel van de twijfel kreeg. Bovendien vonden ze het titel-thema goed.
Toen ik naar huis reed, realiseerde ik me pas wat er gebeurd was: ik zou, op mijn 23e, de componist worden van de muziek voor de film “Doctor Vlimmen”!
De maanden daarna werden vooral gekenmerkt door mijn onbekendheid met de materie. Ik viel van de ene verbazing in de andere. Zo werd er door Cinecentrum een producer aangesteld in de persoon van Reinier Sinaasappel. Hij was mij onbekend, behalve dat ik zijn naam weleens op de aftiteling van een film had gezien. En zo’n naam valt op. Al snel bleek dat Reinier een prima kerel was aan wie ik veel heb gehad en met wie ik nog jaren daarna een vriendschappelijke band heb onderhouden.
Bovendien kreeg ik natuurlijk te maken met de regisseur, Guido Pieters, een niet onvriendelijke, maar tamelijk moeilijk communicerende man. Hij had weliswaar in zijn hoofd wat voor soort muziek hij wilde, maar kon dat slechts op uiterst moeizame wijze duidelijk maken. Eigenlijk zei hij voornamelijk wat hij NIET wilde. Maar dat helpt ook.
Met Reinier Sinaasappel als tolk, (filmmakers en componisten spreken absoluut niet dezelfde taal) hebben Guido en ik op een middag het ruwe materiaal van de film bekeken om te bepalen waar precies muziek moest komen, welke sfeer en waarom en hoe lang.
Toen ik achteraf die waslijst bekeek, schrok ik me wezenloos. Een enorme hoeveelheid muziek, alles voor orkest, en niet al te veel tijd. Voor het eerst in mijn leven kreeg ik te maken met een “deadline”, en een nogal krappe ook!
Moeizaam en onhandig werkend (gebrek aan ervaring) ben ik de maanden daarna bijna uitsluitend met deze filmmuziek bezig geweest.
De opnamen vonden in anderhalve dag plaats in een voor mij onbekende studio in Kortrijk, België. Bijna alle instrumenten moesten in één keer worden opgenomen, terwijl ik zelf, voor het eerst in mijn leven, bij wijze van dirigent wat stond te zwaaien voor een orkestje dat gedeeltelijk uit Frans- en gedeeltelijk uit Vlaamstalige musici bestond. Behalve de leider van de strijkers, Albert Spéguel, kende ik er bovendien niet één…
Gelukkig had ik een Nederlandse technicus bij me, Pieter Boer, die me nog enigszins het vertrouwen gaf dat het allemaal wel goed zou komen. En dat bleek min of meer ook het geval.
Hoewel ik bij de diverse premières werd gelauwerd als de beste uitvinding sinds gesneden brood, vond ik de muziek slechts plaatselijk goed gelukt. Nog steeds vind ik het moeilijk om door alle foute noten, slippertjes, ongemakkelijke orkestraties en technische onvolkomenheden heen te luisteren. Gelukkig was het titelthema wel goed geworden.
Daarvoor hebben we overigens mijn oorspronkelijke demo gebruikt, slechts aangevuld met strijkers.
De film deed het goed. “Doctor Vlimmen”, met in de hoofdrol Peter Faber, was al snel de best bezochte Nederlandse film van dat moment.
Even leek het erop dat ik beroemd zou worden.
“Kort Amerikaans”.
Ongeveer anderhalf jaar na “Doctor Vlimmen”, werd ik weer benaderd om filmmuziek te maken. Wederom onder regie van Guido Pieters, die behoorlijk furore had gemaakt met “Vlimmen”, en die nu bezig was het beroemde Jan Wolkers-boek “Kort Amerikaans” te verfilmen. Hoewel een ander soort verhaal dan “Vlimmen”, wilde hij de muziek ongeveer in dezelfde sfeer hebben.
Ik hapte snel toe.
Aangezien ik, door mijn onbekendheid met de materie, met “Vlimmen” de ene zakelijke stommiteit op de andere had laten volgen, was ik vastbesloten het deze keer beter te doen. De vorige keer had ik de klus moeten verdienen, nu kwamen ze naar mij. Reden genoeg om me wat zakelijker op te stellen, leek me.
Dat klinkt als een aardige theorie, maar in de praktijk bleek het heel anders te werken.
Zonder dat ik het wist, werd “Kort Amerikaans” vanaf het begin blijkbaar geplaagd door zakelijk gerommel, waardoor om te beginnen mijn steun en toeverlaat Reinier Sinaasappel niet beschikbaar was. Een in alle haast opgetrommelde producer/uitgever, de beroemde en puissant rijke Nederlandse Brit Jimmy De Wolfe, zou Reiniers plaats innemen.
In de vergadering die ik daarop had met Mr. De Wolfe, bleek dat de prijs die ik moest betalen om de muziek te MOGEN schrijven, erg hoog was. Niet alleen moest ik mijn werk voor deze film levenslang bij hem in de uitgeverij onderbrengen, maar hij eiste bovendien dat ik als dank voor dat onuitsprekelijk voorrecht 50% van mijn inkomsten uit dat werk aan hem zou doneren. Na een uur bikkelhard onderhandelen, zag ik in dat hij en ik nooit nader tot elkaar zouden komen, en deelde ik de nogal verbouwereerde tycoon mee dat ik eigenlijk maar afzag van het hele project.
De hierbij aanwezige film-mensen vertelden me achteraf, hoe ze met kromme tenen de gang van zaken hadden gevolgd. Later gaven ze toe eigenlijk wel plezier te hebben beleefd aan die 25-jarige blaag, die tegen de grote De Wolfe gewoon “nee” zei. Dat scheen in dertig jaar nog nooit te zijn gebeurd.
Wist ik veel.
Cinecentrum nam geen genoegen met mijn “nee”, maar hadden erg veel moeite met de vergoeding die ik wilde hebben voor het schrijven. Ze waren niet van plan er ook maar een cent voor te betalen, en ik bleef ook mijn poot stijf houden, dus dat schoot lekker op.
De deadline naderde. Ik had echter al afscheid genomen van het hele idee, dus wat kon mij die deadline nog schelen, en ik ging gewoon verder met mijn andere werk.
Als ik de kans daarvoor kreeg, tenminste. Cinecentrum was nogal in paniek, ze hadden er vast op gerekend dat ik wel over te halen zou zijn, maar toen dat keer op keer mislukte zag het ernaar uit dat “Kort Amerikaans” een film zonder muziek zou blijven. Tot in de studio hebben ze me achtervolgd, en pas twaalf dagen voor de deadline gingen ze alsnog overstag.
Leuk en onverwacht, maar het betekende wel dat ik maar een dag of tien (!) de tijd had om alle muziek, bijna 45 minuten, te schrijven en te arrangeren.
Mijn huisgenoten werden op een tussentijdse vakantie gestuurd, en door nauwelijks te slapen en “economisch” te componeren heb ik het gered.
Vanwege chronisch geldgebrek moest deze muziek nog sneller worden opgenomen dan “Vlimmen”, in slechts één dag, en weer in België. Op zich geen ramp, er zijn daar prima muzikanten.
Helaas was de leider van de (uitsluitend Franstalige) strijkers geveld door ziekte. Mijn Frans is bovendien niet om over naar huis te schrijven, dus communicatie was vrijwel uitgesloten. Het orkest was een voor mij stuurloos schip, en het resultaat laat dat goed horen. De opname is ver beneden de maat, ik kan er niet naar luisteren zonder gevoel van schaamte. Hier en daar een aardige melodie, en het titel-thema was wel sterk, maar daar bleef het dan ook bij.
De film deed het ook veel minder dan “Vlimmen”.
Weg beroemdheid. Nooit meer gevraagd.